Prostaatkanker: diagnose wordt vaak laat gesteld bij seropositieve patiënten

Volgens een Amerikaanse studie wordt de diagnose van prostaatkanker vaker laat gesteld bij hiv-geïnfecteerde mannen. Die laten zich ook minder vaak screenen.
Professor Keith Sigel van het Mount Sinai Hospital (New York) heeft een studie gepresenteerd over de diagnose en de evolutie van prostaatkanker in zijn Veterans Aging Cohort Study. De vorsers hebben hun vergelijkende studie uitgevoerd bij 751 seropositieve en 2778 seronegatieve mannen bij wie tussen 2001 en 2018 een diagnose van prostaatkanker werd gesteld. In de medische dossiers en kankerregisters hebben ze informatie verzameld over het kankerstadium op het ogenblik van de diagnose, de overleving na de diagnose en bepaling van het PSA-gehalte voor de diagnose werd gesteld bij seropositieve en seronegatieve mannen. Op het ogenblik van de diagnose hadden de seropositieve mannen een significant hoger PSA-gehalte en significant vaker metastasen (wat dus wijst op een late diagnose). Bij analyse van de gleasonscore was er echter geen significant verschil in het stadium waarin de prostaatkanker werd gediagnosticeerd. De vorsers hebben ook het risico op recidief bij patiënten met een plaatselijke prostaatkanker berekend met behulp van de D'Amico-score. Die score voorspelt het risico op recidief binnen vijf jaar op basis van het klinische stadium, de gleasonscore in een biopt en het preoperatieve PSA-gehalte. De seropositieve mannen hadden significant vaker een tumor met een intermediaire of hoge D'Amico-score (p = 0,02). Vandaar het belang van informatie over en systematische opsporing van prostaatkanker bij hiv-geïnfecteerde patiënten.
Ref.: Sigel K. et al. Abstract 154, CROI 2024, Denver.