“De ziekenfondsen vinden dat ik te veel toegeef aan de artsenbank”

Kamer: Vandenbroucke verduidelijkt wijzigingen aan kaderwet

In de Kamercommissie Gezondheid werd minister Volksgezondheid Frank Vandenbroucke ondervraagd over zijn voorontwerp van kaderwet. Hij lichtte toe welke wijzingen zijn gebeurd, en bevestigde dat het ontwerp vrijdag op de ministerraad komt.

Erik Derycke

De Kamercommissie Gezondheid hield vandaag een actualiteitsdebat over het overleg dat Vandenbroucke voert met de artsensyndicaten. Dominiek Sneppe (Vlaams Belang) stelde dat uit dat overleg weinig meer is voortgekomen dan de eerste artsenstaking in een kwarteeuw, en vroeg zich af of de minister wel echt geluisterd heeft.

Irina De Knop (Open VLD) wees erop dat de artsenorganisaties nog steeds bezwaren hebben bij de tweede versie van de kaderwet, onder meer over de ereloonsupplementen en de intrekking van RIZIV-nummers. Zij verweet de minister dat hij “de dingen in de verkeerde volgorde doet” en een blanco cheque vraagt om achteraf via KB eenzijdig te kunnen beslissen.

Ook commissievoorzitter Ludivine Dedonder (PS) wilde weten of het overleg het vertrouwen had kunnen herstellen en hoe de regeringspartners tegenover het ontwerp staan.

Gedekt door het regeerakkoord

In zijn antwoord benadrukte Vandenbroucke het belang van het correct vergoeden van alle zorgverleners, het correct financieren van ziekenhuizen, maar ook het garanderen van betaalbaarheid voor patiënten en duidelijkheid over tarieven.

Vandenbroucke verwees voor de timing van de kaderwet naar het regeerakkoord, dat vooropstelt dat er voor eind dit jaar een nieuw kader over akkoorden moet komen.

Hoewel in het regeerakkoord staat dat dit kader meteen ingaat, wordt de uitvoering uitgesteld tot 2028, omdat de kaderwet samenhangt met de nomenclatuurhervorming en de ziekenhuisfinanciering. Als die dan niet afgerond zijn, gaat de kaderwet pas een jaar later in werking.

Het regeerakkoord vraagt ook een strikter handhavingsplan.

Vrijdag op de ministerraad

Vandenbroucke bevestigde dat de kaderwet nu vrijdag op de agenda van de ministerraad staat. Hij wilde zich er niet over uitspreken of het ontwerp vrijdag ook al in eerste lezing goedgekeurd zal worden, want er staat nog veel op de regeringsagenda.

Hij stelde dat de eerste lezing van een wet nooit definitief is en dat er in tweede lezing nog zaken kunnen worden aangepast.

Vandenbroucke wees erop dat er nog veel misverstanden over het ontwerp bestaan, zoals de veronderstelling dat hij persoonlijk RIZIV-nummers zou intrekken van artsen. “Dat is volstrekte onzin,” aldus de minister. Hij wil naar eigen zeggen juist rechtszekerheid bieden, onder andere bij de toekenning van RIZIV-nummers en de indexmassa, waar vandaag geen regels voor bestaan. Later in de discussie verduidelijkte Vandenbroucke dat de zinsnede 'de Koning beslist' in een wet niet betekent dat een minister eender wat kan doen, maar wel dat er bij KB een gedetailleerde regeling wordt ingevoerd.

Wijzigingen na overleg

Het overleg heeft volgens hem veel zaken opgehelderd en het ontwerp werd op diverse punten gewijzigd.

Zo blijft partiële conventionering bestaan en staat hij open voor bijsturing van de modaliteiten daarvan.

Het regeerakkoord vraagt een sterkere aanmoediging voor conventionering. Maar na overleg blijven premies die te maken hebben met kwaliteit voor alle zorgverleners gelden, ongeacht hun conventioneringsstatus.

In de nieuwe teksten is duidelijker vastgelegd wat de procedure is voor het intrekken van een RIZIV-nummer: dit gebeurt via een rechtscollege onder voorzitterschap van een magistraat, met artsen als vertegenwoordigers en de mogelijkheid tot beroep. 

De drievierderegel voor opzegging van het akkoord zal nergens worden ingevoerd waar die vandaag niet bestaat. Wat betreft de financiering van de syndicaten worden de praktische modaliteiten overlegd in de sectoren zelf.

Ereloonsupplementen

Het grootste twistpunt blijven de ereloonsupplementen. Om de samenhang met de nomenclatuurhervorming te verduidelijken, wordt in de wet ingeschreven dat het onmogelijk wordt om limieten op supplementen al voor 1 januari 2028 in te voeren.

Wat de supplementen betreft, behoudt Vandenbroucke de percentages van 25 en 125 procent in de eerste lezing van de wet, maar doet hij een dubbel aanbod.

Op korte termijn (tegen midden september) kunnen betrokken beroepsgroepen met concrete feiten en cijfers aantonen dat de voorziene plafonds onhaalbaar zijn; in dat geval kan er in tweede lezing worden bijgestuurd.

Op langere termijn wordt de discussie over deze plafonds ingekanteld in het overleg. Elke akkoordencommissie krijgt de mogelijkheid om plafonds te verhogen voor bepaalde prestaties, disciplines of subsectoren. De regering moet die beslissing volgen. “Men krijgt dus tijd van nu tot begin 2028 (of een jaar later) om in het overleg in detail daarnaar kijken. Dat is geen kleine aanpassing aan wat voorlag”, zei Vandenbroucke.

Indexmassa

Verder benadrukte Vandenbroucke dat als er vandaag niet tijdig een akkoord tot stand komt, de minister niet gehouden is om de indexmassa toe te kennen. De nieuwe versie verduidelijkt dat in zo'n geval de indexmassa beschikbaar blijft tot er alsnog een akkoord bereikt wordt. In het uiterste geval, als er geen akkoord bereikt kan worden, kan de regering zelf tarieven vaststellen, maar ook dan moet de indexmassa worden toegekend.

Vandenbroucke wees erop dat de indexmassa geen automatische lineaire indexering van alle tarieven inhoudt, maar een enveloppe is die binnen de akkoordencommissies wordt ingezet om beleid te voeren.

Ten slotte plant de minister als onderdeel van de hervorming ook een nieuwe regeling voor wachtposten en spoeddiensten, zoals Artsenkrant al eerder meldde.

Al bij al meende Vandenbroucke aan veel kritieken tegemoet te zijn gekomen. “De ziekenfondsen vinden dat ik te veel toegeef aan de artsenbank,” zei hij, “maar zo ga ik ermee naar de regering.”