Strengere voorwaarden voor gezinshereniging
Gezinshereniging afhankelijk van afwezigheid bepaalde ziekten
Bij een aanvraag tot gezinshereniging moeten de betrokken familieleden voortaan aantonen dat zij niet lijden aan bepaalde ziekten die de volksgezondheid in gevaar kunnen brengen. Hoe dit bewijs moet worden geleverd, bepaalt de wet niet.
Herman Nys, em. prof. medisch recht KU Leuven, ex-voorzitter VITAZ
Het Staatsblad van 8 augustus 2025 maakt de wet van 18 juli 2025 "tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat de voorwaarden voor gezinshereniging betreft", bekend.
Machtiging tot verblijf van familieleden
Artikel 16 van de wet van 18 juli 2025 wijzigt artikel 57/34 van de wet van 15 december 1980.
De tweede paragraaf van het gewijzigde artikel bepaalt dat de minister of zijn gemachtigde een machtiging tot verblijf toekent van meer dan drie maanden aan de familieleden van de vreemdeling die overeenkomstig artikel 57/30 gemachtigd werd tot een verblijf in het Rijk als begunstigde van de tijdelijke beschermingsstatus, die hiertoe een aanvraag indienen, en voor zover het gezin reeds was gevormd ten tijde van de omstandigheden zoals bedoeld in artikel 57/29 van de wet en deze omstandigheden hebben geleid tot de scheiding van het gezin.
Bewijs niet te lijden aan gevaarlijke ziekten
Het laatste lid van artikel 57/34 bepaalt het volgende: ‘De familieleden bedoeld in deze paragraaf dienen te bewijzen dat zij niet lijden aan een van de ziekten die de volksgezondheid in gevaar kunnen brengen en die worden opgesomd in de bijlage bij deze wet.’
De bijlage bepaalt deze ziekten als volgt:
1. Tot quarantaine aanleiding gevende ziekten vermeld in het internationaal gezondheidsreglement van de Wereldgezondheidsorganisatie, ondertekend in Genève op 23 mei 2005;
2. Tuberculose van de luchtwegen, in een actief stadium of met ontwikkelingstendensen;
3. Andere besmettelijke door infectie of parasieten veroorzaakte ziekten, voor zover zij in België onder beschermende bepalingen ten aanzien van de inwoners vallen.
Hoe dit bewijs moet worden geleverd, bepaalt de wet echter niet.
