Uitspraak over nietigverklaring van de beslissing tot schorsing volgt
Raad van State wijst schorsing stopzetting ASO-stage af
In een arrest van 1 juli 2025 wees de Raad van State het verzoek van een ASO af om de beslissing tot stopzetting van diens stage te schorsen.
Herman Nys, em.prof. medisch recht KU Leuven, ex-voorzitter VITAZ
In een arrest van 1 juli 2025 deed de Raad van State uitspraak over het verzoek van een arts-specialist in opleiding (ASO) tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de secretaris-generaal van het departement Zorg, afdeling Vlaamse Zorgkas en Zorgberoepen, van 27 maart 2025, tot stopzetting van zijn stage in de anesthesie-reanimatie. De Raad van State wees het verzoek tot schorsing af.
Schorsingsvoorwaarden
Krachtens artikel 17, § 1, derde lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State kan tot schorsing van de tenuitvoerlegging slechts worden besloten onder de dubbele voorwaarde:
- dat de zaak te spoedeisend is voor een behandeling ervan in een beroep tot nietigverklaring;
- en dat minstens één ernstig middel wordt aangevoerd waarvan het onderzoek zich leent voor een versnelde behandeling en waarmee de nietigverklaring van de bestreden beslissing prima facie kan worden verantwoord.
Verantwoording van de spoedeisendheid
De verzoeker liet ter verantwoording van de spoedeisendheid in essentie gelden dat de impact van de stopzetting van zijn stage zich manifesteert op financieel vlak en moreel vlak, en nefast is voor zijn verder carrière als arts-specialist.
Hij benadrukte dat zijn opleiding, en daarmee zijn beroepsuitoefening, met de betreffende beslissing definitief werd beëindigd en dat hij zich inmiddels niet meer kan specialiseren in anesthesie-reanimatie, aangezien dit pad door het departement Gezondheid werd beëindigd vanwege een vermeend gebrek aan competentie, structurele problemen met attitude en professionaliteit, ontoereikende kennis en ongeschiktheid om het specialisme op een verantwoordelijke manier uit te oefenen.
Oordeel van de Raad van State
Wat betreft de morele schade als argument voor de spoedeisendheid, wijst de Raad van State erop dat een moreel nadeel in principe goedgemaakt wordt door een eventueel later vernietigingsarrest.
De Raad stelt vast dat de verzoeker niet verder komt dan een algemene, vage en louter hypothetische uiteenzetting. De verzoeker moet aannemelijk maken dat het aangevoerde moreel nadeel, en in het bijzonder de ingeroepen imago- en reputatieschade, van dien aard is dat een eventueel later vernietigingsarrest niet voldoende genoegdoening zou kunnen verschaffen.
Wat het aangevoerde financieel nadeel betreft, stelt de Raad van State vast dat de verzoeker zich beperkt tot een algemene, vage en hypothetische uiteenzetting. De verzoeker stelt dat hij “aanzienlijke” materiële financiële schade zal lijden.
Hij verzuimt enig zicht te geven in zijn financiële en economische toestand, op een wijze die de Raad van State zou toelaten een getrouw beeld te krijgen van het geclaimde financieel economisch nadeel. Verzoeker maakt bijgevolg geenszins aannemelijk dat zijn financiële situatie van zodanige aard is dat hij niet de afloop van de annulatieprocedure kan afwachten.
Omdat de voorwaarde van spoedeisendheid niet is vervuld, wijst de Raad van State het verzoek tot schorsing af. De Raad van State zal zich later uitspreken over het verzoek tot nietigverklaring van de beslissing tot stopzetting van de stage.