Generatiekloof blootgelegd
Andere tijden, andere artsen
ENQUÊTE Artsen vinden dat samenwerking tussen artsen van verschillende generaties een meerwaarde heeft. Toch geven vier op tien artsen aan dat het niet makkelijk is met verschillende generaties samen te werken. Dat blijkt uit een bevraging van Bank van Breda bij 625 huisartsen, specialisten en tandartsen die klant zijn bij de bank.
Filip Ceulemans
Iets meer dan zes Belgische artsen op tien (61%) werkt vandaag voltijds. Bij de artsen jonger dan 40 jaar is dat 68%, in de leeftijdscategorie tussen 40 en 55 jaar werkt bijna driekwart (72%) voltijds. Bij de artsen ouder dan 55 jaar is nog net de helft (50%) voltijds actief. Ongetwijfeld kiest een aantal artsen er vanaf die leeftijd voor om de praktijk af te bouwen. Bovendien is de groep ouder dan 55 jaar uiteraard heel heterogeen omdat er zowel artsen van 56 jaar als nog actieve artsen van pakweg 70 jaar tussen zitten.
Over alle leeftijdsgroepen heen werkt ongeveer een kwart (24%) deeltijds tot 80%. Hier zijn er geen grote verschillen tussen de leeftijdsgroepen: 26% (-40 jaar), 25% (55+) en 22% (40-55 jaar). De verschillen tussen de leeftijdsgroepen zijn groter bij de artsen die tussen 60 en 80% of minder dan 60% werken. Vooral bij die laatsten valt een enorme kloof op. Het varieert tussen 1 à 2% bij de artsen jonger dan 56 jaar, terwijl 16% van de artsen ouder dan 55 jaar minder dan 60% werkt.
Gemiddelde werkweek
De vraag stelt zich uiteraard wat wordt verstaan onder een gemiddelde werkweek. Over alle respondenten heen duurt een werkweek voor een jonge arts 48 uur en voor een arts tussen 40 en 55 jaar 49,7 uur. De 55-plussers geven aan dat hun werkweek 42,8 uur duurt. Het grote aantal deeltijds werkende artsen haalt het aantal uren bij deze laatste groep naar beneden. Huisartsen en specialisten hebben vergelijkbare werkweken van respectievelijk 47,9 en 47 uur.
Als we uitsluitend kijken naar de voltijds werkende artsen dan neemt de werkweek toe naarmate de leeftijd stijgt, hoewel de verschillen niet heel groot zijn. Onder 40 jaar komt men aan 50,7 uur, tussen 40 en 55 jaar aan 52,9 uur en bij de 55-plussers aan 53,8 uur. Opnieuw hebben huisartsen en specialisten vergelijkbare uren, hoewel het deze keer de specialisten zijn die iets langer werken (53,8 uur tegenover 53,2 uur).
Opmerkelijk is het verschil dat er bestaat tussen de jonge (-40 jaar) en de oude (55+) voltijds werkende huisartsen. Huisartsen van 56 jaar of ouder werken gemiddeld per week bijna acht uur meer dan hun collega’s jonger dan 40 jaar: 55,5 uur tegenover 47,7 uur. Gevraagd naar hun ideale werkweek, zeggen huisartsen en specialisten te dromen van een werkweek van 39 uur, bij de voltijds werkende artsen is dat 42 uur. Dit is een duidelijk verschil met de werkelijke duur van een werkweek.
Het is opmerkelijk dat 40% van de artsen aangeeft dat het niet makkelijk is om met verschillende generaties samen te werken
Hoge werkdruk
Meer dan de helft van de artsen ervaart een hoge (39%) tot zeer hoge (16%) werkdruk, terwijl meer dan een kwart vindt dat de werkdruk laag (18%) tot zeer laag (10%) is. Huisartsen ondervinden over alle leeftijden heen een grotere werkdruk dan specialisten. Het meest uitgesproken is dat bij de artsen jonger dan 40 jaar: 78% van de jonge huisartsen tegenover 48% van de jonge specialisten. Bij de artsen tussen 40 en 55 jaar is dat respectievelijk 69% en 57%, bij de oudste groep artsen 58% en 44%.
60% van de artsen vreest dat de werkdruk de komende drie jaar (sterk) zal toenemen. 40% gelooft dat deze (sterk) zal afnemen. Bijna alle jonge huisartsen zien de werkdruk in de toekomst toenemen (96%). Bij de jonge specialisten is dat 67%. In de leeftijdsgroep tussen 40 en 55 jaar verkleint het verschil tussen huisartsen (71%) en specialisten (65%), bij de oudste groep is het verschil nagenoeg verdwenen (50% tegenover 47%).
Administratie
De belangrijkste oorzaak van de (te) hoge werkdruk is het teveel aan administratief werk (74%). Vooral de jongste groep artsen klaagt over te veel administratie (80%). Naargelang de artsen ouder worden, noemen ze administratieve overlast steeds minder vaak (77% en 68%). Specialisten klagen vaker over administratie dan huisartsen (78% tegenover 71%).
Bijna twee derde van de artsen (64%) vindt dat er te veel patiënten zijn. Een gevoel dat vooral leeft bij de twee jongste groepen (beiden 69%), terwijl de oudere artsen daar veel minder aanstoot aan nemen (55%).
Bijna één op de vijf artsen (18%) vindt dat hij te vaak moet inspringen voor collega’s. Eén op de tien artsen (11%) geeft aan te veel personeel te moeten managen. Een probleem dat vooral wordt opgeworpen door artsen tussen 40 en 55 jaar (16%).
Ongeveer driekwart van de artsen (jong en oud) geeft aan dat de samenwerking tussen meerdere generaties een meerwaarde heeft. De kennis en ervaring van oudere artsen wordt als erg belangrijk ervaren (79%), terwijl ook de frisse blik die de jongere generatie met zich meebrengt wordt gewaardeerd (74%). Het is dan ook opmerkelijk dat 40% van de artsen aangeeft dat het niet makkelijk is om met verschillende generaties samen te werken. De verwachtingen liggen te ver uit elkaar.
>> Lees op onze website hoe artsen omgaan met de work-lifebalance en patiëntenstops.