Activering langdurig zieken
Vandenbroucke kondigt vierde golf aan
Bijna 500.000 Belgen zijn langdurig arbeidsongeschikt. Frank Vandenbroucke lichtte in de Kamer toe hoe hij te werk wil gaan om dit probleem aan te pakken: herbeoordeling na 12 maanden door de behandelende arts, beslissing door de raadgevend arts, grotere betrokkenheid van arbeidsgeneesheren en een grotere verantwoordelijkheid van de werkgevers.
België telt momenteel bijna 500.000 langdurig arbeidsongeschikten, of ongeveer 10% van de beroepsbevolking. Dit cijfer is de laatste tien jaar gestaag gestegen, waardoor België een van de slechtst presterende landen in Europa is. De belangrijkste oorzaken zijn welbekend: spier- en skeletaandoeningen en psychische aandoeningen (burn-out, depressie), met een spectaculaire stijging van bijna 94% van het aantal gevallen van burn-out sinds 2018.
CD&V-parlementslid Nahima Lanjri wees in de commissie op de omvang van het probleem: "Er zijn 500.000 langdurig zieken in ons land, waarvan 300.000 tot aan hun pensioen. In vergelijking met andere Europese landen is België het zwaarst getroffen: van elke tien werknemers is er één langdurig ziek."
Volledig arbeidsongeschikt
Florence Reuter (MR) : "Natuurlijk zijn al deze mensen echt ziek. Maar ze zijn niet allemaal volledig arbeidsongeschikt. Sommigen moeten hun weg terug naar het werk kunnen vinden, zelfs als dat betekent dat ze hun werkuren moeten aanpassen of van taak moeten veranderen."
Het publieke debat polariseert. Recente opmerkingen van Sammy Mahdi (CD&V), die verwees naar ziekteverlof voor "een gebroken vingernagel", hebben tot verontwaardiging geleid. PVDA-parlementslid Robin Tonniau wees er tijdens de vergadering scherp op: "Kent u één dokter die iemand weken ziekteverlof geeft voor een gebroken vingernagel? Natuurlijk niet, zulke mensen bestaan niet. Dat zijn gewoon leugens." Voor hem zijn "het echte probleem niet de zogenaamde profiteurs, maar torenhoge werkdruk, het tekort aan preventie op de werkvloer, de verplichting om langer te werken en het feit dat dat landingsbanen en het recht op brugpensioen ons zijn afgepakt".
In dit gespannen klimaat wilde federaal minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken Frank Vandenbroucke de gemoederen bedaren: "Ik vind dat er de laatste tijd in het publieke debat over mensen die langdurig afwezig zijn wegens ziekte, nogal wat eenzijdige uitspraken worden gedaan, die ons absoluut niet vooruithelpen. Die eenzijdigheid gaat eerlijk gezegd alle richtingen uit."
Langdurige ziekte: enkele kerncijfers
- 500.000 mensen in België zijn langdurig arbeidsongeschikt, dat is 1 op 10 van de beroepsbevolking.
- 300.000 van hen zijn erkend als arbeidsongeschikt.
- In verhouding tot de beroepsbevolking heeft België het hoogste percentage in Europa.
- Musculoskeletale en mentale aandoeningen = bijna 70% van de gevallen (bron: Onafhankelijke Ziekenfondsen).
- Burn-out gestegen met 94% sinds 2018; meer dan 11.000 nieuwe gevallen verwacht tegen 2024.
- Huidige sancties zijn marginaal: slechts 46 patiënten gesanctioneerd in 2023 wegens niet meewerken.
- Zelfstandigen worden steeds meer getroffen: de arbeidsongeschiktheid is in zes jaar tijd met bijna 50% gestegen.
De vierde golf, een game changer
Tijdens het debat gaf Frank Vandenbroucke een gedetailleerde beschrijving van zijn gefaseerde aanpak, die hij omschreef als opeenvolgende "golven".
- Eerste golf (2021): oprichting van "terugkeer naar werk"-coördinatoren in elk ziekenfonds als aanspreekpunt voor arbeidsongeschikte patiënten.
- Tweede golf (2024): systematisering van de contacten na 4ᵉ, 7ᵉ en 11ᵉ maanden arbeidsongeschiktheid.
- Derde golf (2025): grotere betrokkenheid van bedrijfsartsen en een grotere verantwoordelijkheid voor werkgevers, die binnen zes maanden na afwezigheid een aanpassingsplan moeten voorstellen.
De vierde golf is bedoeld om wat hij de "blinde vlek" in het systeem noemt op te vullen: het gebrek aan follow-up zodra iemand langdurig arbeidsongeschikt wordt.
"Vandaag is er na 12 maanden afwezigheid geen verplichting om de medische toestand opnieuw te evalueren. Duizenden mensen worden buitengesloten tot ze de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Dat willen we veranderen", legt Frank Vandenbroucke uit. In de praktijk zullen patiënten die één jaar arbeidsongeschikt zijn voortaan een nieuwe aanvraag moeten indienen via hun huisarts of specialist. Deze aanvraag zal meegenomen worden in de beoordeling door de medisch adviseur van de ziekenfondsverzekeraar, die verantwoordelijk zal zijn voor de beslissing om de handicap al dan niet te behouden.
De minister benadrukt: "Het gaat er niet om om plots 100.000 mensen op te roepen, maar om een systematische medische opvolging na één jaar te garanderen. Het is een volksgezondheidskwestie, niet alleen een budgettaire."
Tegelijkertijd zullen de banden met de regionale diensten voor arbeidsbemiddeling worden versterkt. Vanaf 2026 zullen de medische adviseurs en multidisciplinaire teams van de ziekenfondsen patiënten rechtstreeks kunnen doorverwijzen naar Actiris, Forem of de VDAB. Het verklaarde doel is om opleidingen, heroriëntatietrajecten en oplossingen voor aanpassing aan werk aan te bieden.
Tegenstrijdige reacties
De CD&V steunde het idee van een betere opvolging, maar benadrukte de noodzaak om de organisatie van de arbeidstijd te herzien. Nahima Lanjri: "Momenteel moeten werknemers die bijvoorbeeld door ziekte niet voltijds kunnen werken, eerst volledig uitvallen en recht krijgen op een ziekte-uitkering, vooraleer zij eventueel tot 80 % of 70 % kunnen werken. Waarom maken we het niet mogelijk dat werknemers die door bijvoorbeeld een progressieve aandoening niet langer voltijds kunnen werken, aan de slag blijven en ondertussen gedeeltelijk een ziekte-uitkering ontvangen? Op die manier hoeven zij niet eerst volledig thuis te blijven. Vaak kunnen zij immers nog gedeeltelijk werken, bijvoorbeeld parttime."
Eva Demesmaeker van de N-VA plaatste vraagtekens bij de beslissing van de minister om zich te richten op slechts 100.000 patiënten: "Waarom kiest u er slechts 100.000 uit? Op basis waarvan kiest u enkel voor die kleinere groep? Is dat niet enigszins in tegenspraak met de wet die op 20 december 2023 is goedgekeurd, waarin voorzien werd dat de hercontrole bij heel wat meer mensen zou gebeuren?"
Frank Vandenbroucke bleef ondanks de kritiek hameren op de geest van het plan: "Wij moeten ook ophouden met het maken van karikaturen. Na een jaar invaliditeit is het essentieel om samen met de behandelende arts en de raadgevend geneesheer opnieuw te bekijken wat er nog mogelijk is. Het gaat er niet om de zieken op te jagen, maar om de follow-up te garanderen."
De uitdagingen voor artsen
Voor huisartsen en specialisten voegt de nieuwe verplichting om een aanvraag in te dienen na 12 maanden invaliditeit een administratieve stap toe, in een context die al wordt gekenmerkt door overbelasting. "Ik besef dat dat op de agenda van onze artsen weer een bijkomende taak betekent. Daarom moeten we dat realiseren met minimaal papierwerk en gebruikmaken van bestaande instrumenten. Een voorbeeld daarvan is het systeem MulteMediatt, ingebouwd in de software van de artsen, dat nu al wordt gebruikt tijdens het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid. Het is een interessante template die ook voor dat doel gebruikt kan worden en die we zo eenvoudig mogelijk moeten maken."
Voor de medische adviseurs van de ziekenfondsen neemt de verantwoordelijkheid toe. Zij, en niet de huisartsen, moeten op basis van de aangeleverde gegevens beslissen over het al dan niet handhaven van de arbeidsongeschiktheid. De minister wilde dit punt graag verduidelijken: "De huisarts beoordeelt de arbeidsgeschiktheid niet. Hij levert input voor de aanvraag, maar het is de arbeidsgeneeskundige die beslist."
Ethische code
Het plan voorziet ook in een grotere betrokkenheid van bedrijfsartsen: zij moeten systematisch op de hoogte worden gebracht van langdurig verzuim en samen met de werkgever binnen zes maanden een passend traject voorstellen. Werkgevers zullen ook financieel verantwoordelijk worden gesteld, wat aanpassingen van de werkplek zou moeten stimuleren.
Tot slot is er de ethische kwestie van de rol van de arts: als verzorger en ondersteuner, maar ook als speler in de re-integratie van de patiënt op de werkplek. Voor sommige parlementsleden, zoals Irina De Knop (Open VLD), is deze verwarring problematisch: "U legt artsen een taak op die niet matcht met hun deontologische code en met de vertrouwensband met hun patiënten, terwijl ze niet eens opgeleid zijn om te beoordelen of iemand wel of niet in een bepaalde job terug kan keren. Wat ons betreft, is dat absoluut een foute aankondigingspolitiek."
Het succes van het plan zal dus afhangen van het vinden van een evenwicht tussen administratieve vereisten, respect voor de therapeutische relatie en het aanreiken van praktische hulpmiddelen om patiënten te helpen op een gepaste manier terug aan het werk te gaan.