Maar geografische spreiding van aanbod moet beter
Steeds meer Belgen vinden weg naar geconventioneerd psycholoog
In twee jaar tijd is het aantal Belgen dat gebruik maakte van geconventioneerde psychologische zorg met 149 procent gestegen. Bovendien bereikt de hulp de bevolkingsgroepen die er de meeste nood aan hebben. Dat blijkt uit een studie van de CM.
In 2019 sloten het Riziv en de netwerken geestelijke gezondheid een overeenkomst om de toegang tot psychologische zorg te verbeteren. De eerste fase richtte zich vooral op volwassenen van 18 tot 64 jaar. In 2021 werd de hervorming aanzienlijk verruimd: het aanbod werd uitgebreid tot kinderen, adolescenten en ouderen, het aantal netwerken nam toe en de tegemoetkomingsmodaliteiten werden versoepeld om beter te voldoen aan de noden van de bevolking.
De CM voerde een studie uit naar het gebruik van de geconventioneerde eerstelijns psychologische zorg tussen 2019 en 2024. Daaruit blijkt dat in die periode bijna een half miljoen mensen er een beroep op hebben gedaan. Bovendien maken jaarlijks meer mensen gebruik van die zorg. Terwijl er in 2022 113.578 mensen gebruik maakten van de zorg (1 procent van de bevolking), steeg dat aantal in 2024 naar 282.937 (2,5 procent). Dat komt neer op een stijging met 149 procent op twee jaar tijd.
Meer 'nieuwe' patiënten
Uit de studie blijkt verder nog dat net de bevolkingsgroepen die het grootste risico lopen op mentale gezondheidsproblemen het meest gebruik maken van deze eerstelijns psychologische hulp. Zo kwam 3,9 procent van de 20- tot 29-jarigen in contact met een eerstelijnspycholoog, 3,2 procent van de vrouwen (tegenover 1,8 procent van de mannen) en 3,1 procent van de mensen met een verhoogde tegemoetkoming.
Er zijn ook meer 'nieuwe' patiënten. Het gaat om mensen die in de twee jaar voor hun eerste sessie bij een eerstelijnspsycholoog geen andere psychologische hulp kregen. Hun aandeel steeg van 37 procent in 2019 naar 56 procent in 2024.
Psychologen op vindplaatsen
Er is ingezet op het brengen van de psycholoog naar plekken waar de nood het hoogst is en dat lijkt zijn vruchten af te werpen. "We zien bijvoorbeeld dat jongeren, mensen met een verhoogde tegemoetkoming of een leefloon de weg naar hulp vinden via de zogenaamde vindplaatsen", legt CM-voorzitter Luc Van Gorp uit.
"Dat zijn plekken waarvan we vermoeden dat een bepaalde doelgroep er makkelijk bereikt kan worden zoals scholen, sportclubs of jeugdhuizen voor jongeren, maar evengoed woonzorgcentra of medische huizen. Het feit dat psychologen aanwezig zijn op zulke vindplaatsen, maakt toegang tot zorg makkelijker voor mensen die uit zichzelf de stap naar de praktijk van een psycholoog niet zouden zetten."
Concreet had in 2024 35 procent van de gebruikers minstens één sessie in een vindplaats, tegenover 13 procent in 2022.
Tot slot blijkt dat er geografische verschillen zijn rond de spreiding en het gebruik van eerstelijns psychologische zorg. Zo zijn er gebieden waarin de nood groot is maar het aanbod ook, terwijl in andere delen van het land het aanbod versnipperd is, waardoor de vrijgemaakte middelen niet optimaal worden benut.
CM vraagt uitbreiding
De CM roept op om de conventie verder uit te breiden. "Onze studie bevestigt dat we een grote stap vooruit hebben gezet op vlak van toegankelijkheid", zegt Van Gorp. "We moeten erop blijven toezien dat iedereen, ongeacht woonplaats of achtergrond, op een redelijke afstand beroep kan doen op psychologische zorg. Dat is nu nog niet het geval."
"De hervorming van de eerstelijns psychologische zorg is nog jong (of in volle evolutie), maar de resultaten tonen duidelijk dat we op de goede weg zijn en hierin verder willen blijven investeren. Dit model zullen we, na wetenschappelijke evaluatie en eventuele bijsturing, deze legislatuur structureel verankeren", reageert minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke.