Is het ziektebriefje voor korte duur nog van deze tijd?
HUISARTSENCONFERENTIE Het ziektebriefje voor korte duur ligt al jaren onder vuur: nutteloze administratie of toch een noodzakelijke controle? De meningen blijven verdeeld, zowel bij artsen als werkgevers en beleidsmakers. Tijdens de Huisartsenconferentie van Domus Medica gingen verschillende partijen over dit vraagstuk in debat.
Hoofdredacteur van Artsenkrant, Filip Ceulemans, opende het debat door aan dr. Wim Debrabandere, lid van de Nationale Raad van de Orde der artsen, te vragen wat het standpunt van de Orde is. “Als Orde staan we niet achter het volledig afschaffen van het ziektebriefje voor korte duur. Ondernemers en werkgevers leveren immers een belangrijke bijdrage aan de samenleving, onder andere via de sociale zekerheid, waardoor we vinden dat de totale kostprijs van een ziektebriefje reëel is. Ook zien we geen deontologisch probleem in het leveren van ziektebriefjes door artsen. Wél erkennen we dat er praktische problemen aanhangen.”
'De kostprijs van een ziektebriefje is reëel' — dr. Wim Debrabandere
Huisarts dr. Laurens De Boeck merkt op dat er toch wel een aantal deontologische haken en ogen aan het ziektebriefje voor korte duur zitten. “Volgens Artikel 43 van de Code van de medische deontologie mag een arts geen controlerende functie uitoefenen als hij tegelijk een behandelende of vertrouwensrol heeft. Patiënten komen vaak enkel langs voor een briefje. Ze weten dat ze ziek zijn en moeten uitzieken, maar zeggen: ‘Ik ben hier voor dat briefje, dokter’. Op dat moment verrichten wij geen medische handeling, want ik kan niet objectief verifiëren of iemand vannacht heeft overgegeven of een stevige migraine had. We voeren in mijn ogen dus enkel een controle uit in opdracht van een derde partij — de werkgever. En dat is in mijn optiek in strijd met de deontologische code.”
Vertrouwen tussen werkgever en werknemer
Daan Aeyels, adviseur bij VOKA, benadrukt op zijn beurt dat er mogelijkheden liggen op digitaal vlak. “Er bestaan landen waar je online via een vragenlijst eenvoudig en snel een ziektebriefje kan aanvragen bij de huisarts. Het voordeel daarvan is dat een patiënt niet in de praktijk langs hoeft te komen. Daar komt bij dat zowel de huis- als arbeidsarts via het systeem gemakkelijk kunnen meevolgen hoe vaak een persoon afwezig is en daarop kunnen inspelen wanneer dat nodig blijkt. Ik denk dat je met zo’n systeem gemakkelijk veertig procent van de patiënten kunt filteren, die dus niet langs de huisarts hoeven te gaan. Wat ik ook interessant vind om te onderzoeken is de mogelijkheid om over te stappen van drie afzonderlijke attestvrije ziektedagen per jaar, naar één aaneengesloten periode van drie ziektedagen.”
Dr. De Boeck zegt zich in dat laatste te kunnen vinden, maar merkt op dat ook de werkcultuur binnen een bedrijf een groot verschil maakt. “In Nederland kan men ongelimiteerd afwezig zijn zonder attest. En er is geen enkel bewijs dat het leidt tot meer kortdurende afwezigheden. Het gaat niet over regels, maar over een werkcultuur met wederzijds vertrouwen.”
Ook dr. Philiep Berkein van Solidaris benadrukt op zijn beurt dat bij een kortdurende arbeidsongeschiktheid het vertrouwen tussen werkgever en -nemer belangrijk is. “Bij een zelflimiterende ziekte, zoals een verkoudheid, kan een patiënt immers prima zelf beoordelen of hij of zij kan werken.”
Vanuit de zaal wordt door een huisarts opgemerkt dat er in zekere zin al een zelftestsysteem bestaat, in de vorm van triage door het secretariaat, en dat een ziektebriefje van drie dagen in plaats van één, niet veel druk zal ontnemen op huisartsen. “Ondanks ons secretariaat worden we dagelijks overspoeld voor het schrijven van ziektebriefjes. Werkgevers leggen veel druk op hun personeel in het verkrijgen van een attest. Vaak moeten die vóór vijf uur al binnen zijn op de dag na de laatste ziektedag. Patiënten moeten zich dus aan ons opdringen voor het op tijd krijgen van een attest. Dat vreet dagelijks veel tijd.”
Het debat rond het ziektebriefje voor korte duur toont aan dat het een complex evenwicht vereist tussen praktische noodzaak, deontologische overwegingen en werkcultuur. Artsen benadrukken de administratieve last, terwijl vanuit het werkgeversveld bepaalde initiatieven naar voren worden geschoven om deze te verlichten. Hoe dit evenwicht zich in de praktijk zal ontwikkelen, zal de komende tijd moeten blijken.