Cassatie verduidelijkt onderscheid tussen medisch tuchtrecht en strafrecht
Het Hof van Cassatie velde op 4 april 2025 een arrest* waarin het onderscheid tussen medisch tuchtrecht en strafrecht wordt verduidelijkt.
Herman Nys, em. prof. medisch recht KU Leuven, voorzitter VITAZ
De aanleiding was de beslissing van de Nederlandstalige raad van beroep van de Orde der artsen van 13 juni 2022, die een schorsing van 4 maanden had opgelegd aan een arts.
De beslissing van de raad van beroep
Deze sanctie werd onder meer opgelegd omdat de arts op sociale media de mening verkondigde dat het COVID-virus niets meer was dan een hoax. Hij beriep zich daarbij op zijn autoriteit als arts, zonder enig wetenschappelijk bewijs om zijn uitspraak te ondersteunen. Zijn argumenten waren beperkt tot slogans en subjectieve redeneringen. Bovendien deed hij zijn uitspraak op een denigrerende manier, met gebruik van beledigingen ad personam, pamflet- en schuttingtaal en ongegronde, insinuerende verdachtmakingen..
De raad oordeelde dat de manier waarop de arts zich uitte, onverenigbaar was met de eer en waardigheid van het beroep. Bovendien toonde hij in zijn uitspraken een totaal gebrek aan respect voor collega’s en wetenschappers die het niet eens waren met zijn beweringen.
Geen schending van het legaliteitsbeginsel
Tegen deze beslissing tekende de arts cassatieberoep aan. Hij voerde onder meer aan dat zijn veroordeling in strijd was met het legaliteitsbeginsel. Dat houdt in dat een sanctie enkel kan worden opgelegd voor een gedraging die door een wet strafbaar is gesteld.
Volgens het Hof van Cassatie geldt dat beginsel enkel in strafzaken en niet als zodanig in tuchtzaken. De tuchtrechter is niet verplicht om de tuchtrechtelijk gesanctioneerde feiten in de bewoordingen van de wet of de regels van de plichtenleer te omschrijven.
Het volstaat dat de tuchtrechter de feiten zodanig preciseert dat kan worden nagegaan of hij al dan niet uit die feiten heeft kunnen afleiden dat de tuchtrechtelijk gesanctioneerde beroepsbeoefenaar, wettelijk gezien, is tekortgekomen aan de eer of de waardigheid van zijn beroep.
De tuchtvordering, die strekt tot onderzoek of de beroepsbeoefenaar de regels van de plichtenleer heeft overschreden dan wel is tekortgekomen aan de eer of de waardigheid van zijn beroep, kan dus betrekking hebben op feiten die niet noodzakelijk het voorwerp uitmaken van een nauwkeurige definitie, aldus het Hof van Cassatie.
Geen ongelijke behandeling
Uit een en ander volgt dat tuchtrechtelijk vervolgde beroepsbeoefenaars enerzijds en strafrechtelijk vervolgde personen anderzijds geen personen of categorieën van personen uitmaken die in een juridisch vergelijkbare situatie verkeren.
Van een ongelijke behandeling is dus geen sprake.
*ECLI:BE:CASS:2025:ARR.20250404.1N.5; gepubliceerd in het Rechtskundig Weekblad van 17 mei 2025