Meer ASS-ondersteuningsaanvragen, minder context
(Opinie) Waarom onze samenleving autisme-intoleranter wordt
Onlangs raakte bekend dat in 2024 een recordaantal Vlamingen met een autismespectrumstoornis (ASS) een aanvraag tot ondersteuning indiende bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH): 17.143 dossiers, goed voor 21% van het totaal. ASS is daarmee, na fysieke handicaps, de grootste categorie. In 2019 ging het nog om 14%.
Koen Thomeer, huisarts
De stijging wordt door het VAPH verklaard aan de hand van klassieke factoren: meer bekendheid, betere diagnostiek, meer hulpzoekend gedrag. Vermoedelijk is dat allemaal waar, maar tegelijk is die uitleg te beperkt.
Wie alleen focust op de stijging van het aantal diagnoses, ziet over het hoofd dat er minstens evenveel veranderd is aan de omgeving waarbinnen mensen met ASS moeten functioneren.
Als huisarts, onderzoeker en iemand met veel persoonlijke ervaring met ASS, zie ik een ander mechanisme dat nauwelijks benoemd wordt, maar cruciaal is: de ecologische mismatch tussen individu en samenleving is groter dan ooit. Niet omdat mensen ‘zieker’ worden, maar omdat de samenleving minder vergevingsgezind geworden is voor mensen die moeite hebben met contextualiseren.
Verdwenen kaders
Onze samenleving is fundamenteel complexer geworden – niet alleen administratief, maar ook sociaal en moreel. We leven niet langer binnen één gedeeld zingevend kader, zoals religie of grote ideologieën dat vroeger boden. Wat ooit vanzelf sprak, moet nu telkens opnieuw geïnterpreteerd worden.
De regels zijn niet alleen veranderd, ze zijn minder zichtbaar, minder collectief gedragen, en vaak impliciet. Het moderne individu moet voortdurend keuzes maken, betekenissen construeren, sociale signalen inschatten en gedrag finetunen in functie van een onstabiele omgeving.
Voor mensen met sterke contextgevoeligheid is dat lastig. Voor mensen met autisme, voor wie impliciete communicatie, veranderlijke codes en sociale conventies net struikelblokken zijn, is het ronduit uitputtend.
Daarbovenop komt de digitale stortvloed aan prikkels, opinies en informatie. Sociale media maken het moeilijk om hoofd- en bijzaak te onderscheiden, om context te detecteren of de betrouwbaarheid van bronnen in te schatten. De ruis neemt toe, de filters verdwijnen. Ook dat versterkt de structurele overbelasting bij mensen met zwakke contextverwerking.
Wat vroeger aan de keukentafel werd uitgelegd, moet nu formeel georganiseerd worden.
Een verdwenen vangnet
Tegelijkertijd is ook het informele netwerk, dat vroeger hielp om de wereld te duiden, steeds dunner geworden. Beide ouders werken voltijds, grootouders wonen verder weg of blijven langer zelf actief, buren spelen nauwelijks nog een rol. De klassieke keuken-, tuin- en huiskamergesprekken waarin kinderen leerden hoe de wereld in elkaar zit, vallen stil.
Er is niemand meer die onuitgesproken sociale codes expliciteert, niemand die op het juiste moment zegt: “Dat is normaal,” of “Zo gaat dat nu eenmaal.” Wat vroeger aan de keukentafel werd uitgelegd, moet nu formeel georganiseerd worden: in de hulpverlening, via begeleiding, met budgetten.
Dit is de essentie: het aantal mensen dat moeite heeft met contextualiseren blijft waarschijnlijk constant. Maar het aantal mensen dat beschikbaar is om te helpen contextualiseren, is dramatisch gedaald.
Dat is geen medische evolutie. Dat is een sociale erosie.
Een veranderde norm, geen veranderde mens
Wat we vandaag ‘stoornissen’ noemen, zijn niet noodzakelijk nieuwe of zeldzamere profielen. Het zijn vooral profielen die minder compatibel zijn met de huidige tijdsgeest. Onze samenleving is sneller, abstracter, individualistischer en informatie-intensiever geworden – en tegelijk sociaal dunner, minder voorspelbaar en minder tolerant voor afwijkend gedrag.
De stijging van ASS-diagnoses weerspiegelt dus niet alleen een medische realiteit, maar ook een maatschappelijke onverdraagzaamheid tegenover wie niet ‘vlot functioneert’ in dat model. Wie niet flexibel genoeg is om voortdurend van context te wisselen, wie vasthoudt aan routines of letterlijk denkt, wordt uit de sociale bocht gedrukt.
De ecologische mismatch tussen mens en omgeving wordt vertaald naar een individuele diagnose, alsof het probleem zich in het hoofd van het kind bevindt. Maar misschien ligt het evenzeer in de architectuur van de samenleving.
We moeten ons durven afvragen waarom er steeds meer mensen zijn die geholpen moeten worden om gewoon mee te kunnen doen.
De maatschappelijke reflex
Wat moet de reflex zijn van een zorgverlener of beleidsmaker in dit verhaal? Uiteraard moeten er voldoende middelen zijn voor diagnostiek, begeleiding en ondersteuning. Maar tegelijk moeten we ons durven afvragen waarom er steeds meer mensen zijn die geholpen moeten worden om gewoon mee te kunnen doen.
De toename van de ASS-aanvragen bij het VAPH is geen bewijs dat het systeem goed functioneert. Het is een symptoom van een samenleving die steeds minder context biedt, maar steeds meer context vraagt.
Het wordt tijd dat we niet alleen blijven inzetten op “meer hulp”, maar ook op “minder uitsluiting”. We kunnen de wereld niet simpeler maken, maar we kunnen wel proberen haar begrijpelijker, trager en socialer te maken — zodat niet elk kind met een kwetsbaar profiel automatisch in de hulpverlening terechtkomt.
Zorg is belangrijk. Maar sociale structuur is fundamenteler. Wie de eerste blijft verbeteren zonder de tweede te herstellen, blijft dweilen met het diagnostische kraantje open.