Fédération des maisons médicales reageert
Meeruitgaven medische huizen zijn verschuiving, geen overschrijding
Vorige week klaagde Kartel dat besparingen op transversale zorg, New Deal of medische huizen onbespreekbaar waren. Drie artsen van de Fédération des maisons médicales reageren.
In een toelichting bij haar neen-stem in het Verzekeringscomité had Kartel aangeklaagd dat besparingen op posten zoals transversale zorg, New Deal of medische huizen onbespreekbaar waren. Bij die laatste was er volgens Kartel een procentueel grotere overschrijding. “De ‘chouchous’ van het kabinet en de ziekenfondsen zijn onaantastbaar”, stelde het syndicaat. Op die bewering reageren drie huisartsen via onderstaand opiniestuk.
Forfait of prestatie: wat is duurder?
Het forfaitair systeem kost het RIZIV niet meer dan vergoedingen per prestatie als we naar het kostenplaatje voor de hele gezondheidszorg kijken.
Als we uitsluitend naar de directe uitgaven voor forfaits en voor prestaties kijken, kost een patiënt het RIZIV meer als hij/zij een forfaitair plan heeft. Maar verschillende studies (KCE 2008, AIM 2017, KPMG 2018, IWEPS 2019) hebben aangetoond dat deze meeruitgaven gecompenseerd worden door de vaststelling dat patiënten die via forfaits worden opgevolgd, minder vaak in het ziekenhuis worden opgenomen, minder vaak geïnstitutionaliseerd worden en minder tweedelijnszorg gebruiken.
Lopen uitgaven voor forfaits uit de hand?
De uitgaven voor forfaits worden door drie factoren beïnvloed:
- Het aantal gevolgde patiënten: hoe meer patiënten, hoe hoger de uitgaven voor forfaits. Dat is logisch. Maar als er meer patiënten in het forfaitair systeem zitten, zijn er de facto minder patiënten in het systeem van vergoeding per prestatie. De hogere uitgaven voor forfaits zijn dus een verschuiving en geen overschrijding: vergoedingen voor prestaties verschuiven naar een forfaitaire vergoeding.
- Indexering (zoals bij andere zorgaanbieders): noodzakelijk om de gestegen kosten van de instelling te absorberen.
- Case mix: d.w.z. het type patiëntenpopulatie dat in een medisch huis wordt behandeld. Deze wordt gedefinieerd op basis van 43 variabelen, die elk een berekende impact hebben op de kosten per verrichting voor patiënten met deze kenmerken. Als de patiëntenpopulatie in het forfaitair systeem zieker, ouder of sociaal achtergesteld is, zijn de forfaitaire vergoedingen hoger.
Technische ramingen, d.w.z. voorziene uitgaven per zorgsector, dienen alleen om de aantrekkelijkheid van het systeem voor zowel zorgaanbieders als patiënten te voorspellen en te monitoren.
Als de werkelijke uitgaven deze schattingen overtreffen, betekent dit simpelweg dat meer patiënten – of patiënten met een ernstiger profiel – voor het vast tarief hebben gekozen. Dit is geen misbruik, maar gewoon een kostenverschuiving binnen de financiering van de zorg. Het aantal patiënten in het forfaitair systeem groeit sneller dan lineair, dus lineaire ramingenzullen altijd tekortschieten.
Hoe weten we dan of er overschrijdingen zijn in forfaits?
Zolang het RIZIV hiermee voldoende besparingen op andere zorgkosten kan realiseren, kan het budget blijven groeien. Het vormt geen bedreiging voor de sociale zekerheid. Het is daarom belangrijk om het forfaitair systeem te blijven evalueren, zoals het KCE momenteel doet.
Als forfaitaire zorginstellingen hun winst niet investeren in nieuwe zorgprojecten of als ze hun praktijk niet verankeren in een preventief gezondheidsproject dat het zorggebruik van hun patiënten vermindert, bestaat het risico dat de RIZIV-kosten stijgen vanwege het forfaitair tarief.
Het is daarom belangrijk om het gebruik van het forfaitair tarief te reguleren om een dergelijke investering in de zorg te garanderen. Daarom heeft de Fédération des maisons médicales voorgesteld om forfaitaire praktijken te verplichten zich als een vzw te organiseren, zodat winst geherinvesteerd moet worden in het maatschappelijk doel van de vzw (gezondheidszorg).
Moeten forfaitaire praktijken dan niet mee besparen?
Als er bezuinigingen worden opgelegd aan alle zorgsectoren, is het duidelijk dat forfaitaire praktijken een gelijke bijdrage moeten leveren. Maar men moet dan ook erkennen dat het verlagen van het forfaitaire budget ook de potentiële investering vermindert in zorgprojecten die patiënten in staat stellen hun zorgconsumptie te verminderen, wat het gewenste doel is.
Daarom moeten we ons richten op de bedragen per persoon (per capita), niet op de keuzevrijheid van patiënten.
Conclusie
Tot slot willen we eraan herinneren dat het essentieel is om elke zorgverlener en elke patiënt de mogelijkheid te geven om hun werk- of zorgomgeving te kiezen. De drie soorten praktijken (per prestatie, forfait en New Deal) hebben allemaal hun voor- en nadelen, waardoor ze complementair zijn.
Het lijkt ons even essentieel, vooral in deze periode van tekorten en aanvallen op de sociale zekerheid, om samen te werken.
Dr. Pierre Sasse, huisarts
Dr. Pascaline D’Otreppe, huisarts
Dr. Pierre Drielsma, huisarts