Pneumologie
Pulmonale oscillometrie: theorie en klinische toepassingen
Pulmonale oscillometrie is een niet-invasieve techniek voor onderzoek van het ademhalingsapparaat, die in de jaren vijftig is ontwikkeld en alsmaar meer in de lift zit. Het is een eenvoudig en gevoelig onderzoek, dat hand in hand met het klassieke longfunctieonderzoek nieuwe diagnostische mogelijkheden biedt en nuttig is bij de follow-up van patiënten met een ademhalingsziekte.
Specifieke bevolkingsgroepen
Een oscillometrie meet de resistentie en de reactantie van het ademhalingsstelsel. Met een pulmonale oscillometrie kan je dus de mechanische eigenschappen van de longen evalueren zonder dat daarvoor een geforceerde ademhaling nodig is.
Bij een oscillometrie worden kleine drukschommelingen van gewoonlijk 5 Hz toegepast op de luchtwegen om de impedantie van het ademhalingsstelsel te meten. Een pulmonale oscillometrie is dan ook erg zinvol voor specifieke patiëntengroepen zoals jonge kinderen en volwassenen die minder goed kunnen meewerken tijdens het onderzoek (geriatrische populatie, patiënten met cognitieve stoornissen,…).

Resultaten oscillometrie en symptomen
De LEAD-studie1,2 is een gestratificeerde, gerandomiseerde studie uitgevoerd bij 7.560 Oostenrijkse mensen uit de algemene bevolking, die de resultaten van de pulmonale oscillometrie heeft gekoppeld aan de prevalentie van respiratoire symptomen en/of een gediagnosticeerde longziekte. Bij alle proefpersonen is ook een spirometrie uitgevoerd.
2.171 proefpersonen hadden respiratoire symptomen of een diagnose van een of andere longziekte. Bij 587 deelnemers (27%) was de pulmonale oscillometrie pathologisch, bij 483 (22,2%) de spirometrie en 840 (38,7%) vertoonden afwijkingen bij een van de twee onderzoeken.
Meting van de reactantie (Xrs) is gevoeliger gebleken dan meting van de resistentie (Rrs). Alle abnormale oscillometrische parameters behalve de resistentie bij 5 Hz correleerden significant met respiratoire symptomen of een longziekte.
20% van de proefpersonen vertoonde afwijkingen bij pulmonale oscillometrie en 13% bij spirometrie. In de klinische praktijk wordt vaak een spirometrie uitgevoerd, maar die blijkt toch wat beperkingen te hebben, met name bij de detectie van afwijkingen van de kleine luchtwegen, die dikwijls onder de radar blijven.
Met een combinatie van spirometrie en pulmonale oscillometrie kan je significant vaker longafwijkingen detecteren, vooral in geval van aantasting van de kleine luchtwegen.
'Een pulmonale oscillometrie is dus bijzonder interessant, zelfs bij patiënten met een normale spirometrie'
Vroege detectie
Een pulmonale oscillometrie is dus bijzonder interessant, zelfs bij patiënten met een normale spirometrie. Het onderzoek kan laagdrempelig worden uitgevoerd – zonder dat de zorgverlener er een uitgebreide opleiding voor nodig heeft – en duurt niet lang.
Gezien de bevindingen van de LEAD-studie zou het goed zijn vaker een pulmonale oscillometrie uit te voeren in de klinische praktijkvoering voor een vroege detectie van zowel obstructieve als restrictieve longziektes.
De analyse van de oscillometrische gegevens wordt gedeeltelijk uitgevoerd in het frequentiedomein en maakt gebruik van wiskundige begrippen die erg complex zijn voor clinici. Dat probleem heeft men de laatste jaren echter gedeeltelijk kunnen oplossen door automatisering van de metingen en de analyse.3
Referenties:
1. Kaminsky DA, et al. Real-World Application of Oscillometry: Taking the LEAD. Am J Respir Crit Care Med. 2024;209(4):356-357.
2. Veneroni C, et al. Diagnostic Potential of Oscillometry. Am J Respir Crit Care Med. 2024;209(4):444-453.
3. Bayat S, et al. Respiratory Oscillometry: Theoretical Foundations and Clinical Applications. Rev Mal Respir. 2024 Oct;41(8):593–604.
www.atsconferencenews.org