Nederlandse huisartsen in de clinch met overheid
TARIEVEN Een uitspraak van het Nederlandse College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 18 november zorgde voor euforische reacties in Nederlandse huisartsenmiddens.
De uitspraak bepaalde immers dat de huisartsentarieven die de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vastlegde onvoldoende kostendekkend waren. Toch halen de huisartsenorganisaties die de zaak aanhangig maakten – Stichting De Bevlogen Artsen (DBA), de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) en de Vereniging van Praktijkhoudende Huisartsen (VPH) – niet alle bezwaren binnen.
De rechter oordeelt in zijn arrest dat de NZa bij het vastleggen van de tarieven te weinig rekening houdt met de poortwachtersfunctie van de huisarts, terwijl dat wel “een spilfunctie in het Nederlandse zorgstelsel” is. Ook het feit dat de NZa geen rekening houdt met ‘overuren’ is volgens de rechter onaanvaardbaar.
Twijfel
De rechter volgt de huisartsen dan weer niet in hun stelling dat de NZa de tarieven niet mag baseren op historische data. De huisartsen worden evenmin gevolgd in hun vraag om de tarieven los te koppelen van andere inkomsten zoals bijvoorbeeld uit ketenzorg. De huisartsen vroegen dat zodat de tarieven ook voldoende zouden zijn voor praktijkhouders die enkel basiszorg aanbieden.
Na de oorspronkelijke euforie heerst nu twijfel bij de huisartsen. Zal de NZa de tarieven aanpassen? Binnenkort zitten artsenorganisaties en NZa aan tafel om tot een vergelijk te komen.
