EACS 2025
Hiv en kanker: naar een screening op maat
Op het congres van de EACS 2025 zijn meerdere Europese studies gepresenteerd die pleiten voor een kankerscreening die beter aansluit bij de noden van mensen met hiv. De incidentie van meerdere kankers blijkt hoger te zijn en de diagnose wordt ook vaker later gesteld bij mensen met hiv. De richtlijnen voor screening op kanker worden blijkbaar ook minder goed nageleefd bij hiv-dragers.
Prostaatkanker
In een retrospectieve studie(1) uitgevoerd in zestien Duitse hiv-referentiecentra zijn 161 gevallen van prostaatkanker geregistreerd bij mannen met hiv. De mediane leeftijd op het ogenblik van de diagnose was 61 jaar, dus tien jaar vroeger dan in de algemene bevolking (71 jaar). Het initiële PSA-gehalte was hoog (17 ng/ml) en 26% had al metastasen bij het stellen van de diagnose.

In meer dan de helft (59%) van de gevallen was er een hoog risico op progressie. Een aantal CD4-cellen < 500/mm³ correleerde met een hogere waarschijnlijkheid van metastasen (p = 0,05). De onderzoekers raden aan het PSA-gehalte te meten vanaf de leeftijd van 45 jaar en een diagnostische evaluatie uit te voeren vanaf een PSA-gehalte > 3 ng/ml. Als het PSA-gehalte 1,5 tot 3 ng/ml bedraagt, wordt een controle na twee jaar aanbevolen.
Opsporing van aarskanker bij vrouwen met hiv
De incidentie van aarskanker is duidelijk hoger bij vrouwen met hiv, met name door een persisterende HPV-infectie en stoornissen van de cellulaire immuniteit. Nochtans is maar weinig bekend over de adherentie aan screening en de perceptie van het risico.
Vorsers van het Universitaire ziekenhuis van Padua (Italië) hebben een prospectieve studie(2) uitgevoerd om de participatie, de aanvaardbaarheid en de resultaten van opsporing van aarskanker bij vrouwen met hiv te evalueren.
De screening werd voorgesteld aan 331 vrouwen ouder dan 45 jaar. Bijna de helft (45%) heeft het onderzoek geweigerd. De redenen die daarvoor werden aangehaald, zijn: geen anale seks (25%), seksuele inactiviteit sinds lange tijd (12%) en een gering risicobesef (16%). 28% heeft geweigerd zonder daar een reden voor op te geven.
De vrouwen die waren ingeënt tegen HPV, en vrouwen met een voorgeschiedenis van HPV-gerelateerde ziektes zijn vaker ingegaan op de uitnodiging tot screening. Die bestond uit meting van HPV-DNA op een anaal staal en een PAP-uitstrijkje van de aars (gevolgd door een anuscopie indien positief).
Bij de 144 vrouwen met een positieve test zijn acht gevallen van aarskanker gediagnosticeerd, dus een prevalentie van 5,9%. 94 van de 155 vrouwen die zijn getest op HPV, vertoonden hoogrisicogenotypes, wijzende op een zeer hoge blootstelling aan het virus. Bij multivariate analyse correleerden een hogere leeftijd en een laag nadir van CD4-cellen significant met het optreden van aarskanker. Volgens die studie is een historische immunodepressie een belangrijke risicofactor naast het seksuele gedrag.
Dr. Maria Mazzitelli, hoofdonderzoekster van de studie, benadrukte dat het feit dat de patiënten niet op de hoogte zijn van het risico, een van de belangrijkste obstakels is. Veel vrouwen denken immers dat ze geen risico lopen. Nochtans is een HPV-infectie van de aars frequent en vaak veroorzaakt die geen symptomen.
De onderzoekers pleiten voor specifieke bewustmakingscampagnes, een betere integratie van anale screening in de gynaecologische follow-up van vrouwen met hiv en prioriteit bij de patiënten die het hoogste risico lopen (laag aantal CD4-cellen, voorgeschiedenis van HPV).
Het feit dat de patiënten niet op de hoogte zijn van het risico, is een van de belangrijkste obstakels
Opsporing van baarmoederhalskanker
Nederlandse vorsers hebben een cohorte van 2.764 vrouwen met hiv gevolgd van 2000 tot 2023.(3) Ze hebben daarbij 246 CIN2+ letsels gediagnosticeerd (incidentie 13,5 per 1.000 patiëntjaren), 121 CIN3+ letsels (incidentie 6,3 per 1.000 patiëntjaren) en twee invasieve kankers (incidentie 9,9 per 100.000 patiëntjaren).
Een kortere periode van virale suppressie correleerde met een hoger aantal diagnosen. Vandaar dat vrouwen met een onmeetbaar lage viruslast sinds minder dan twee jaar vijf- tot tienmaal vaker CIN2+ en CIN3+ letsels vertoonden dan vrouwen bij wie het virus al meer dan vijf jaar onderdrukt was.
Ook een laag nadir < 200 CD4-cellen/mm³ correleerde met een hoger risico op die diagnosen, en de waarschijnlijkheid van CIN2+ letsels was hoger als het aantal CD4-cellen < 500/mm³ was bij de screening.
Om de detectie van baarmoederhalsafwijkingen bij vrouwen met hiv te verbeteren, concluderen de vorsers dat jongere vrouwen, vrouwen bij wie de diagnose recentelijk is gesteld en/of die sinds kort worden behandeld, en vrouwen met een laag aantal CD4-cellen, prioritair zouden moeten worden gescreend.
Opsporing van leverkanker
In een multicentrische studie(4) uitgevoerd in 48 centra in Spanje, Duitsland en Polen werd slechts 28% van de 1.145 patiënten met hiv die tevens hepatitis B hadden en in aanmerking kwamen voor screening op hepatocellulair carcinoom, effectief gevolgd.
Het percentage screening was lager bij de patiënten zonder cirrose (24% vs. 66% bij de patiënten met cirrose) en verschilde van land tot land: 15% in Spanje, 28% in Polen en 35% in Duitsland. De auteurs hameren erop dat het belangrijk is de richtlijnen van de EACS 2024 beter na te leven en raden een zesmaandelijkse screening op hepatocellulair carcinoom aan bij mensen met hiv en hepatitis B.
Ref.:
1. Monin MB et al. Abstract PS06.3, EACS 2025, Parijs.
2. Mazzitelli M. et al. Abstract PS06.2, EACS 2025, Parijs.
3. Jongen V. et al. Abstract PS06.1, EACS 2025, Parijs.
4. Berenguer J. et al. Abstract PS05.1, EACS 2025, Parijs.
