Oprichting Orde van tandartsen stoot op talrijke obstakels
Er zijn "tal van obstakels" voor de oprichting van een Orde van tandartsen die over de deontologie van die beroepsgroep waakt. Dat zegt minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke als antwoord op een parlementaire vraag.
Volksvertegenwoordiger Julie Taton (MR) stelde een schriftelijke parlementaire vraag aan minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke over de oprichting van een Orde van tandartsen (QRVA 56-025, blz 46).
Herman Nys, em. prof. medisch recht KU Leuven, ex voorzitter VITAZ
De vraagstelster verwees naar de algemene beleidsnota van de minister waarin staat te lezen dat de minister de mogelijkheid zal onderzoeken om een orde van tandartsen op te richten en die onder te brengen bij de Orde der artsen.
Uit de feedback die ze van de tandartsen krijgt, blijkt dat het zinvoller zou zijn om een Orde van Tandartsen op te richten die volledig losstaat van de Orde der artsen. Zij is er zich terdege van bewust dat de oprichting van die Orde betekent dat er een eigen deontologische code opgesteld moet worden en dat er meer controle moet komen op de internationale mobiliteit van tandartsen.
Wanneer er zich een probleem voordoet met de behandeling van een patiënt, staat die vaak machteloos en weet hij niet goed tot wie hij zich kan wenden. Patiënten kunnen natuurlijk altijd gaan aankloppen bij het gerecht of de federale ombudsdienst Rechten van de patiënt, maar de ombudsman die deel uitmaakt van die commissie is geen technisch expert en de handelingen van tandartsen zijn nu eenmaal zeer technisch.
Men heeft specialisten nodig om te kunnen oordelen over kwesties die verband houden met de tandheelkunde, aldus Taton.
Vervolgens stelde zij de volgende vragen: 1. Wat zijn de belangrijkste juridische, budgettaire of politieke obstakels voor de oprichting van een autonome orde van tandartsen of de integratie ervan in de Orde der artsen? 2. Wordt er een tijdpad voor de werkzaamheden overwogen om concrete vooruitgang te boeken in dit dossier? Zo ja, welk?
Nog geen werkschema
In zijn antwoord zei de minister dat er geen bevoegde instantie bestaat die ingrijpt als de tandarts in kwestie zich niet op de juiste professionele manier gedraagt. Daarom heeft hij in zijn algemene beleidsnota gezegd dat hij de mogelijkheid zou onderzoeken om een Orde van tandartsen op te richten.
Er zijn tal van obstakels voor de oprichting van een dergelijk deontologisch orgaan. Als bewijs daarvan verwijst Vandenbroucke naar de talrijke voorstellen hierover die al minstens drie decennia lang in het Parlement worden besproken, tot dus ver zonder succes.
Het lijkt de minister, a priori, verstandig dat een nieuwe Orde van tandartsen zij-aan-zij zou werken met een bestaande Orde, om zo steun te vinden bij reeds bestaande structuren.
Toch moeten volgens hem ook de andere opties overwogen worden die in de Raad van de Tandheelkunde zijn besproken, zoals de oprichting van ethische commissies binnen bepaalde beroepsorganisaties (die een essentiële regulerende rol spelen), of de oprichting van een afzonderlijke, unieke structuur op federaal niveau, specifiek gewijd aan de functie van de Orde voor de tandartsen (naar het voorbeeld van wat er in verschillende landen bestaat).
Tot slot antwoordde de minister: ‘Mijn ideeën hierover staan echter nog niet vast. Er werd nog geen werkschema opgesteld’.